|
Zonen van Sem Het Semitisch erfgoed van Noach Ontstaansgeschiedenis van Jodendom, Christendom en Islam Noot 4 bij "de Diepe Geschiedenis"
In de oorspronkelijke Bijbel wordt veertig maal aan "Asherah" gerefereerd. De naam Asherah is soms een goddelijk persoon, soms een heilig symbool van die goddelijke persoon en wordt in de Tenach en het Oude Testament altijd in negatief verband genoemd, als (symbool voor) een afgodin. In de Statenvertaling van 1637 en de hertalingen van 1888 (Jongbloed-editie) en 1977 komt de naam Asherah niet voor: er gesproken van 'een afgrijselijke afgod in een bos' (Statenvertaling 1977 1 Koningen 15:13, 2 Kronieken 15:16) of 'een (gesneden) beeld van het bos' (Statenvertaling 1977 2 Koningen 21:7, 23:4, 23:7). Dit komt wellicht omdat op een zeker ogenblik een vertaler de polytheďstische oorsprong van het Jodendom trachtte te verhullen door de naam Asherah te verzwijgen en zo de stelling te versterken dat er maar één god is, namelijk Jahweh. Latere Nederlandse bijbelvertalingen maakten echter gebruik van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst waarin de naam Asherah nog wel stond zodat deze in de vertaling weer opduikt. In Deuteronomium 7:5 staat: "Nee, dít staat u te doen: u moet hun altaren slopen en hun gewijde stenen verbrijzelen, hun Asherahpalen omhakken en hun godenbeelden verbranden." (NVB 2004). De Statenvertaling (1637) maakte hiervan: "(...)ende hare bosschen sult ghy afhouwen(...)." waarbij de verwijzing naar Asherah dus vermeden werd. Ter vergelijking: Ook in de King James Version (1611), die in Engeland lange tijd hetzelfde gezag had als de Statenvertaling in Nederland, werd ook niet verwezen naar de godin Asherah: "and cut down their groves". In moderne Engelse vertalingen gebruikt men soms het woord 'Asherim': "But thus shall you deal with them: you shall break down their altars, and dash in pieces their pillars, and hew down their Asherim, and burn their engraved images with fire." (World English Bible 2002). De belangrijkste joodse bijbelcommentator, Raši, legt uit dat 'Asherim' (meervoud van 'Ašerah') verwijst naar bomen die aanbeden worden door de Kanaänieten. De bron hiervoor is het Talmoedtraktaat Avoda Zara, pagina 48b. In de Contemporary English Version (1999) wordt het woord 'Asherim' ook als zodanig uitgelegd: "(...)tear down the altars where they worship their gods. Break up their sacred stones, cut down the poles that they use in worshiping the goddess Asherah, and throw their idols in the fire." [de palen die ze gebruiken om de godin Asherah te aanbidden]. In Deuteronomium 16:21-22 staat: "U mag naast het altaar dat u voor de HEER, uw God, gaat bouwen geen Asherahpaal of wat voor gewijde paal ook plaatsen, en ook geen gewijde steen, want de HEER heeft daarvan een afschuw." (NVB 2004). De Statenvertaling (1637) vermeldt: "Ghy sult u geen bosch planten van eenich geboomte; by den Altaer des HEEREN uwes Godts, dien ghy u maken sult." Wederom blijkt de naam Asherah te zijn gecensureerd. Tenach / Oude Testament |
||
Isis |
Astoreth |
Ishtar |
De Sleutel, Boek 5 - Het Boek der Gedachten, Zonen van Sem, Het Semitisch erfgoed van Noach |
|
Index & referenties Bibliotheek & downloads Inhoudsopgave |
|
Copyright © Manas Na'ala - Alle rechten voorbehouden-All rights reserved. |