pop up description layer

Wie denkt dat de verbanden in het leven causaal van aard zijn, zou ook het einde der dingen moeten kennen. Zo lang je dat nog niet kent, zijn de verbanden in het leven slechts temporeel.
Zo lang dan ook zal het tijdelijke bestaan - verbanden in opeenvolging zonder werkelijk aanwijsbare oorzaak of gevolg. Voor wie het einde der dingen kent, bestaat het tijdelijke niet meer, alleen de eeuwigheid.



Alle teksten van Manas Na'ala zijn via de bibliotheek te downloaden als eboek (rechts-klik).

Maak gebruik van de contact link (rechts-klik) om je vraag te stellen of een korte reactie te posten. Dat wordt erg op prijs gesteld.

Ik wens je vele uren verrukt en verlicht leesplezier toe,
Manas Na'ala

De faciliteiten van de site werken optimaal wanneer je via de voorpagina binnenkomt - als je dat al niet gedaan hebt.

sluiten







De Sleutel
Het Boek
der Gedachten

de demystificatie
van de mystiek
Deel 3:
Filosofie, de
denkende mens
Gnosticisme
In dit hoofdstuk:
Een oud familielid | De gnostische perceptie | Het Evangelie van Thomas | Het Evangelie van Filippus | Evangelie van de Waarheid | Het Evangelie van Judas | De verdwaling | Deus ex anima | Relikwieën van de dood | Noten
Inhoud en opties in
het 'rechts-klik' menu
Download hier het hele boek
Gnosticisme
Het buitenbeentje binnen

 

Een oud familielid

Mystieke gnostische symboliek   

De christelijke religieuze beweging die bekend is onder de naam Gnosticisme had volgens de overleveringen zijn oorsprong in de Joodse gemeenschap van Alexandrië, voor het begin van de gangbare jaartelling. Deze oorsprong wordt in een aantal bronnen genoemd, maar is omstreden aangezien er geen echte bewijzen voor bestaan - alleen vermoedens. De gnostische manier van kijken naar het bestaan bestaat ook bij een aantal geloofsgemeenschappen in Judea en Galilea in de vroegchristelijke tijd.
De gnostiek kende een bloeiperiode in de 2e en 3e eeuw. De term gnosticisme lijkt een overkoepelende naam, eerder dan dat er een consistente en eenvormige leerstelling mee wordt aangeduid. Naast de oude stromingen worden ook de moderne occulte en esoterische bewegingen tot deze mystieke filosofie gerekend, hoewel voor de moderne stromingen ook wel de term neognostiek wordt gebruikt. In alle gevallen wordt het gnosticisme gezien als het buitenbeentje binnen de christelijke familie dat vooral in de oude tijd kon rekenen op een moordende repressie.

De term gnosticisme, voor het eerst gebruikt in de zeventiende eeuw, is een afgeleide van het Oudgriekse woord gnosis dat kennis betekent. Hiermee wordt niet de cognitieve kennis bedoeld die het resultaat is van empirische waarneming, maar de kennis over God die van binnenuit komt, over het goddelijke en de spirituele aard van de mens. Woorden als begrip of inzicht komen eerder overeen met wat gnostici bedoelen dan het woord kennis. De kwalificatie geheime kennis voor gnosis lijkt ook de bedoeling niet geheel te dekken, omdat het wellicht juister is om te spreken van onontdekte kennis. Gnostici hebben als uitgangspunt dat zij -nog- verborgen kennis hebben over God, de mensheid en de rest van het universum - het bredere publiek is zich van deze kennis -nog- niet bewust.
De Gnostici onderscheidden zich van hun Christelijke tijdgenoten op een viertal punten. Voor een gnosticus is zijn relatie met God een persoonlijke relatie, in tegenstelling tot de communale instelling van de vroegchristelijke kerspels. Voor een gnosticus is elke relatie met God een waardevolle relatie en hij stond op grond daarvan tolerant ten opzichte van alle groeperingen, zowel binnen als buiten het Gnosticisme. Mannen en vrouwen werden als gelijkwaardig beschouwd, omdat dit ook het standpunt van Jezus zou zijn geweest. Tenslotte is voor gnostici de verlossing alleen te bereiken door die persoonlijke relatie en ervaring met God. Als geheel is de mensheid volgens gnostici op weg naar het omegapunt, de grote dag waarop allen zullen promoveren of degraderen. De Dag des Oordeels wanneer alleen degenen die het Pad van Transfiguratie zijn opgegaan zullen worden herboren en terugkeren naar de Schatkamer van het Licht1).
De Roomskatholieke kerk duldde geen alternatieve christelijke leer en zag het als noodzakelijk hun centraal gezag politiek, militair en ideologisch dan wel theologisch binnen de dogmatiek veilig te stellen. In een honderdtal jaren na het Concilie van Nicea van 325, waren de aanhangers van de gnostiek vrijwel uitgemoord, hoewel de vervolging van de restanten van de beweging tot halverwege de dertiende eeuw heeft geduurd - de Albigenzenkruistocht. Maar ook daarna is de gnostische idee nooit echt uitgeroeid geweest. Gnostische uitgangspunten zijn terechtgekomen in de vrijmetselarij en in de gemeenschap van de Rozenkruisers. De belangstelling voor de gnostische uitgangspunten kregen een nieuwe impuls na de ontdekking van de Nag Hammadi bibliotheek in de jaren veertig van de twintigste eeuw en het Evangelie van Judas in de jaren zeventig van diezelfde eeuw. Een hernieuwde belangstelling, naar allerwaarschijnlijkheid als reactie op het centralistisch conservatisme van de Roomskatholieke kerk en het toenemende individualisme in die periode.
Er zijn in de loop der eeuwen talloze zich gnostisch noemende gemeenschappen ontstaan, soms noemen zij zich een kerkgemeenschap, die uit de ruif van een veelheid aan religieuze en mystieke elementen de gewenste keuze maakten. Een zo’n gemeenschap verklaart een gnostisch christelijke kerk te zijn die gelooft in reïncarnatie, de dualiteit van God als zowel mannelijk als vrouwelijk en die leerstellingen aanhangt waarlangs de ziel in een bestaan van negativiteit vorderingen kan maken in de ogen van God. Aandoenlijk en waarschijnlijk ongevaarlijk, maar met gnosticisme heeft het weinig meer te maken. Wel met het actueel verlangen naar individuele spirituele vrijheid en tegelijk met de hang een gemeenschap van gelijkgezinden te vinden.
Het centraal kerkgezag van Rome heeft alle mogelijke moeite gedaan de vanuit hun perspectief non-conformistische vormen van de christelijke leer te marginaliseren, zoals in het geval van de Byzantijns orthodoxe kerk na het grote schisma, of zelfs uit te roeien. De gnostische beweging en beleving van de leer van Jezus werd in de eerste eeuwen als een van meerdere stromingen binnen het beginnend Christendom beschouwd. Gnosticisme en Katholicisme zijn oude familieleden, waarbij de Orthodoxie het verstoten familielid en het Protestantisme het nakomertje is. De derde eeuwse Alexandrijnse wijsgeer Plotinus was een tijdgenoot van de oorspronkelijke gnostici. Hoewel zijn denkbeelden van invloed zijn geweest op het gnosticisme, wees Plotinus het gnosticisme af. Zij zijn “degenen die zeggen dat de Demiurg van deze wereld slecht is en dat de kosmos slecht is” [Enneaden II, 9]. Hij kon zich daar niet in vinden.

 

De gnostische perceptie

Het collectief kenmerk van de diverse gnostische groepen en stromingen is het geloof dat de weg naar de verlossing van de ziel uit de materiële wereld die van de esoterische intuïtieve kennis ofwel gnosis is. Die materiële wereld is niet rechtstreeks de schepping van God, maar van een onvolmaakt intermediair wezen die de Demiurg2) wordt genoemd. Vrij algemeen wordt in gnostische kringen de Demiurg niet zozeer beschouwd als onvolmaakt, zoals bij Plato, maar als het kwade met namen als Saklas, Samaël, of Yaldabaoth en soms ook Jahweh. De Demiurg is de God van een lagere wereld, een schepping van vergankelijkheid. De God van de bovenwereld is de God van onze ziel in een bestaan waar de tijd niet bestaat. Om tot die God op te kunnen stijgen dient de Gnosticus de gnosis te bereiken, kennis die nieuwsgierigheid, filosofie en metafysica, cultuur en de geheimen van de geschiedenis en het universum in zich verenigt.
De God van de bovenwereld wordt soms geïdentificeerd met Zurvan, de sekseneutrale vader/moeder van de goede god Ahura Mazda en de boze god Ahriman in het Zoroastrisme -Zarathoestra-. Soms worden in het Gnosticisme Egyptische en Joodse wortels vermoed, maar de geleerden zijn het er vrij algemeen over eens dat de echte oorsprong ligt in het vroege Christendom, als aparte sekte tegenover die groeperingen waar de Christelijke kerk van Rome uit is voortgekomen. De God van de bovenwereld kan namen hebben zoals Pleroma (volheid, totaliteit) en Bythos (diepte, diepgang). Naast deze God van de bovenwereld zijn er goddelijke wezens die de Aeonen werden genoemd, herkenbaar als aspecten van de God van waaruit ze voortkwamen. De Demiurg creëerde eveneens een groep wezens, de Archons, die over de materiële wereld heersen en belemmeringen opwerpen voor de zielen die daaruit willen klimmen. Aldus de gnostische leer.
Dat goden afgezanten creëren die ofwel goede dan wel kwade bedoelingen hebben, is geen nieuwigheid van het gnostisch denken. De religie van Ishtar -ook gekend als Inanna, Ashtoreth, Asherah of Isis- is een van de oudst bekende religies -3000 bce, Uruk, Oost Semitisch Akkâd, Assyrië en Babylonië-. Ishtar was de godin van de liefde, vruchtbaarheid en seksualiteit, terwijl zij ook de godin van de oorlog was. Doorgaans verslond zij na de daad haar minnaars -de oer hoer van Babylon-. Zij liet zich begeleiden door een schare demonen die van gunstige invloed dan wel ongunstige uitwerking konden zijn, al naar gelang men Ishtars passie kon winnen. Ook Ishtar zelf kon een welwillende godin zijn of een mens ten gronde richten. De oeroude echo van millennia aan goede en slechte geesten is ook te horen in de laatste godsdienst, de Islam. Volgens de Islam heeft ieder mens engelachtige wezens in zijn nabijheid, een Malika die hem het goede ingeeft en een Djinn die hem het kwade influistert. De academici koppelen het gnosticisme dan wel aan het vroege Christendom, maar geen enkele godsdienst in het Semitisch cultuurgebied heeft zijn eeuwenoude grondvesten verloochend en gesloopt, ook het Christendom niet. Sterker, het lijkt er op dat de ontwikkelingen door de millennia heen niet meer dan accenten deed verleggen al naar gelang dat politiek beter uitkwam, eerder dan veranderingen deed initiëren die de aard van het fenomeen religie wezenlijk moderniseren. Zo kon de idee van de Christus die de mens terugleidt naar de ene liefhebbende God pas werkelijk aanslaan toen de Romeinse keizer Constantijn [280-337] in Christus' teken de veldslag bij de Milvische brug won [312], maar niet eerder dan dat Constantijn bij het Concilie van Nicea [325] de Christelijke canon had kunnen bepalen. Vermoedelijk was het Christendom zonder deze keizerlijke goedkeuring een even marginale sekte gebleven als het Gnosticisme.


Constantijn de Grote heeft een visioen voorafgaand aan de Slag bij de Milvische brug

Na de vierde eeuw verzonk het gnosticisme in de obscuriteit en is er weinig meer bekend dan wat door tegenstanders ervan werd beschreven. De belangstelling voor het gnosticisme herleefde toen Engelse reiziger-onderzoekers uit Egypte terugkwamen met tot dan toe onbekende manuscripten. In 1769 verscheen de Bruce Codex en voor 1785 De Askew Codex, ook genaamd de Pistis Sophia. Daarop inhakend betoogde Charles William King [1818-1888] in zijn boek “The Gnostics and Their Remains[1864] dat de oorsprong van het gnosticisme in het Verre Oosten moest worden gezocht, in met name het Boeddhisme, eerder dan het gnosticisme te beschouwen als een westerse ketterij. Deze hypothese werd omarmd door Madam Blavatsky, maar juist verworpen door haar secretaris George Robert Stowe Mead [1863-1933] die meende dat Kings werk grondigheid en deskundigheid miste. Na een reeks visioenen herontdekte de Franse bibliothecaris Jules-Benoît Stanislas Doinel du Val-Michel [1842-1903], kortweg Jules Doinel, documenten die teruggrepen op de Bons Hommes -de Katharen van Zuid-Frankrijk en Noord-Italië-. Gebaseerd op deze Kathaarse documenten en het Evangelie van Johannes richtte hij in het najaar van 1890 in Parijs de Eglise Gnostique op. Doinel verklaarde daarbij plechtig dat het tijdperk van de Gnosis was hersteld. De liturgie van de diensten was gebaseerd op Kathaarse rituelen, waarbij de geestelijken zowel mannelijke als vrouwelijke bisschoppen of sophias waren. In 1908 ging de Eglise Gnostique op in de Eglise Gnostique Universelle, een organisatie die daarvoor nog de Eglise Catholique Gnostique heette.
Een van de bekendste protagonisten van het gnosticisme in de moderne tijd was de Zwitserse psychiater Carl Gustav Jung [video] [1875-1961], de grondlegger van de analytische psychologie. Jungs belangstelling voor filosofie en het occulte leidde ertoe dat velen hem als een mysticus beschouwden. Zijn invloed op de psychologisering van religie, spiritualiteit en op de New Age beweging is zeer groot geweest. Na een mystieke gewaarwording die hij zijn ontmoeting met het onbewuste noemde, zocht hij onderbouwing voor zijn esoterische ervaring. Die vond hij in het Gnosticisme en de alchemie die hij beschouwde als een voortzetting van het gnostisch denken. Hij maakte extensief gebruik van een verhandeling over de Pistis Sophia van George Robert Stowe Mead. De twee hebben elkaar tot tweemaal toe in prettige samenwerking ontmoet in Londen en Zürich. Jung zag het gnosticisme niet als het samengaan van verschillende mythen en theologische doctrines, maar als de consequentie van innerlijke beleving. Jung meende dat het verklaren van het gnosticisme vanuit zijn historische achtergronden geen recht deed aan de gnostische ideeën en dat een verklaring vanuit psychologisch perspectief volgens hem zinvoller was. Jung zag zijn analytische psychologie niet als een hedendaagse versie van het gnosticisme, maar als de hedendaagse tegenhanger ervan. Jung beschreef verder een reeks van mystieke ervaringen in de winter vanGilles Quispel 1916-1917 die hem inspireerden de Septem Sermones ad Mortuos, Zeven Preken aan de Doden, te schrijven. De Jung stichting was instrumenteel in de aankoop van een reeks manuscripten die afkomstig waren uit Egypte en die hun weg hadden gevonden naar de Verenigde Staten. De Nederlandse historicus Gilles Quispel [1916-2006] wist ze met behulp van deze Jung stichting te verwerven en de manuscripten werden vanaf dan de Jung Codex genoemd, Codex I in de Nag Hammadi bibliotheek. Door tegenwerking van de Egyptische autoriteiten heeft het tot 1956 geduurd voordat er op voorspraak van koningin Juliana van de Nederlanden uit kon worden gepubliceerd.
De vondst van de Nag Hammadi bibliotheek3) in 1945 was van groot belang voor het gnosticisme in de moderne tijd. Voor het eerst had men een substantiële collectie gnostische geschriften in handen uit de tijd van de gnostici zelf. Het Evangelie van Thomas is een van de belangrijkste documenten daaruit en is geschreven in het Koptisch, de voor zover bekend laatste vorm van het Egyptisch van de farao’s. Of het Evangelie van Thomas, en twee andere belangrijke teksten als het Evangelie van Philip en het Evangelie van de Waarheid, werkelijk Gnostische teksten waren, wordt door een enkele exegeet betwijfeld. Irenaeus van Lyon [130-202] echter heeft ze wel als zodanig benoemd in zijn kritiek op de Valentiniaanse Gnostici en zijn verdediging van de kerk van Rome. Ook Hippolytus van Rome [170-235] refereert aan het Evangelie van Thomas, maar misschien was dat ook omdat hij een leerling van Irenaeus was.

Papyrus Oxyrhynchus, Het Evangelie van Thomas

Het Evangelie van Thomas is wezenlijk anders dan de Bijbelse evangeliën van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. De verwachtingen over het hemels koninkrijk worden vanuit een volstrekt andere invalshoek geformuleerd. In de Bijbel is de eindtijd nabij en wordt Jezus op aarde terug verwacht. De gelovigen en ongelovigen zullen dan worden gescheiden en de ongelovigen zullen in het verderf worden gestort. Het duizendjarig vrederijk zal dan op aarde zijn voordat iedereen naar de hemel vertrekt. Het einde der tijden is echter nog steeds niet gekomen, hoewel met name rond elke millenniumwisseling onheilsprofeten opstaan die beweren dat het einde der tijden nabij is. Johannes varieert op het letterlijk einde der tijden door te stellen dat het hemelse rijk na de dood zal worden ervaren, maar dan toch alleen voor gelovigen. Alleen bij Lucas krijgt het koninkrijk Gods een enigszins andere welhaast gnostische inhoud. Hij stelt dat de eindtijd al gearriveerd is, maar dat de mensen het niet waarnemen. Maar ook Marcus ziet de verlosser terugkomen op een wolk. Het Evangelie van Thomas ligt dicht bij dat van Marcus, maar is van een meer esoterische aard - het benadrukt de spirituele aard van het koninkrijk. De visie dat de eindtijd al is gearriveerd en is uitgespreid over de aarde, terwijl de mensen het niet herkennen, is bij Thomas geen geloofskwestie, maar een kwestie van innerlijke visie en beleving, van gnosis. Op een geheel ander punt verschillen de Bijbelse evangelisten eveneens wezenlijk van Thomas. In het evangelie van Thomas zijn mannen en vrouwen in de ogen van Jezus gelijk. In de 114e en laatste uitspraak in het Evangelie van Thomas vraagt Simon Petrus aan Jezus om Maria Magdalena van hun samenkomst weg te sturen. Jezus wijst hem echter terecht door te zeggen dat hij haar een positie zal geven gelijkwaardig aan die van mannen.
Het Evangelie van Filippus is een verzameling van gnostische leerstellingen en reflecties, een gnostische bloemlezing. De tekst is wellicht het meest bekend als bron voor de veronderstelling dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena. Het oude Griekse manuscript beschrijft Jezus en Maria Magdalena als koinoonos of levensgezellen, waaruit een intieme relatie kan blijken, maar ook spiritueel partnerschap. "Er waren er drie die altijd optrokken met de Heer: Maria, zijn moeder, en haar zuster, en Magdalena, degene die zijn metgezellin heette. Zijn zus en zijn moeder en zijn metgezellin heetten allen Maria." Een groot deel van het Evangelie van Filippus houdt zich bezig met gnostische visie op de oorsprong en de aard van de mens en de sacramenten van doop, zalving en vooral het huwelijk. Het doel van de komst van Christus is het herenigen van Adam en Eva, zegt dit gnostisch evangelie. De scheiding van Eva uit Adam wordt als oorzaak van alle kwaad gezien, omdat daarmee de van oorsprong androgyne mens Adam beroofd werd van zijn ziel, Eva. Zoals man en vrouw zich in het bruidsvertrek verenigen, zo verenigt ook Christus Adam en Eva in het spirituele bruidsvertrek, symbool van de hereniging van de mens met zijn goddelijke vonk. Het Evangelie benadrukt het sacramentele karakter van de omhelzing tussen man en vrouw in het bruidsvertrek, een archetypische weergave van de spirituele eenheid. In deze context maakt het vervolgens niet uit of Jezus en Maria Magdalena als koinoonos man en vrouw dan wel spirituele partners waren, ze kunnen beide zijn geweest. Overigens waren ze inderdaad echtgenoten en hadden twee kinderen, een jongen en een meisje, en woonden in Kapernaüm, zei dit terzijde. Een duidelijke demonstratie van het gnostisch karakter van dit evangelie is te lezen in de uitspraak, "Degenen die zeggen dat ze zullen sterven en dan herrijzen, vergissen zich. Als ze niet eerst de opstanding ontvangen terwijl ze leven, zullen ze niets ontvangen wanneer ze sterven." Deze tekst is in lijn met een tekst elders in de Nag Hammadi die zegt dat degenen die denken dat Jezus stierf en daarna herrees, zich vergissen. Jezus verrees -de gnosis of geest werd hem vaardig- eerst en stierf later. Over het ontvangen van de gnosis is ook deze uitspraak herkenbaar, "Degenen die ontvangen in de naam van de vader, de zoon en de heilige geest [zijn] niet langer een christen, maar [zijn] Christus." Het Evangelie van Filippus stamt waarschijnlijk uit het einde van de tweede eeuw en was oorspronkelijk deels in het Aramees, de moedertaal van Jezus,  en deels in het Grieks geschreven, vermoedelijk in Syrië, voordat het in het Koptisch werd vertaald.
Het Evangelie van de Waarheid is van de hand van Valentinus, een christelijk geestelijke, geboren rond 100 in Egypte. Na een mystiek visioen -in intensiteit vaak vergeleken met Paulus' visioen op zijn weg naar Damascus [Handelingen van de Apostelen 9, 1-22]- maakte hij naar eigen zeggen de keuze voor de rede boven de christelijke mythologie. Hij plaatste zichzelf daarmee in de rij van gnostici en buiten de kerk van Rome. Dit evangelie bespreekt de opkomst van het onvolkomen kwade, de Demiurg, die de macht heeft kunnen veroveren door angst te zaaien. Angst die ontstaat omdat de mens onwetend is over hoe zijn verlangen tot de Vader terug te keren inhoud en vorm te geven. Jezus is door God gezonden om die onwetendheid op te heffen. Jezus is, nog steeds volgens het Evangelie van de Waarheid, de leraar die de gevestigde schrijvers en leraren in verwarring bracht door ze te ontmaskeren als de dwazen die door de wet te analyseren de wereld proberen te begrijpen. Meer dan waarschijnlijk worden hier de Mozaïsche wetten bedoeld. De dwaze schrijvers en leraren van het kwade onvolkomene konden Jezus' kritiek niet accepteren en nagelden hem aan een boom. Gnostici vonden elkaar in een bepaalde interpretatie van de geschriften. Zo had Jezus gepredikt dat de goede herder de hongerigen voedt en de vermoeiden rust geeft. Gnostici begrepen deze Bijbelpassage als het voeden van de geestelijke honger en rust geven aan hen die de wereld moe zijn. De tekst bevat een beschrijving van hoe de rust te bereiken door gnosis. Zoals in sommige andere gnostische teksten kunnen in deze tekst ook aanwijzingen worden gevonden die de predestinatie verkondigen.

Meer video's over Het evangelie van Judas

Het Evangelie van Judas is een gnostische tekst over het leven van Jezus en zijn apostelen, in het bijzonder Judas Iskariot. Judas wordt in dit evangelie niet afgeschilderd als de verrader van Jezus, zoals in de Bijbelse teksten, maar juist als een vroom en gelovig man die ondanks zichzelf deed wat Jezus van hem verlangde, hem overleveren aan de Romeinen. Het document vertelt dat Jezus het verloop van de gebeurtenissen die tot zijn dood hebben geleid zelf heeft gepland. Deze voorstelling van zaken strookt met de notie in sommige vormen van het gnosticisme die zegt dat het menselijk lichaam de gevangenis van de ziel is en dat Judas Jezus wil gehoorzaamde door hem te helpen de ziel van zijn fysieke beperkingen te bevrijden. Het evangelie van Judas beschrijft dat de andere discipelen geen notie hadden van Jezus' ware leringen. Integendeel, het stelt dat zij het ware evangelie niet kenden en dat Jezus het alleen vertelde aan Judas Iskariot, de enige onder de discipelen die behoorde tot de "heilige generatie met een onsterfelijke ziel". Andere gnostische uitgangspunten in het Evangelie van Judas: Jezus werd gezonden als de Zoon van de ware God. Zijn missie was om te laten zien dat de verlossing ligt in het verbinden met de God in de mens. Door het omarmen van de God in ieder mens kan de mens terug naar de onvergankelijke rijk. Van cruciaal belang is het begrijpen van Jezus' dood. De andere evangeliën beweren dat Jezus moest sterven om te boeten voor de zonden van de mensheid, met name de erfzonde. Het evangelie van Judas beweert dat dit soort plaatsvervangende Restoring the gospel of Judasrechtvaardigheid de idee is van de lagere goden en engelen, de demiurg. De ware God is genadig en eist geen offer. In het evangelie van Judas, is Jezus' dood gewoon de manier om het rijk van het incarnatie te verlaten en terug te keren naar de lichtende wolk. Het Evangelie van Judas werd veroordeeld door Irenaeus in zijn antignostische werk Adversus Haereses, Tegen Ketterijen, geschreven in ongeveer 180.
Dit zijn de korte samenvattingen van een aantal gnostische hoofdwerken uit de Nag Hammadi bibliotheek en als zodanig niet meer dan een impressie en ontoereikend om een gefundeerde mening op te baseren. Zoals overal in deze boeken zijn de teksten eerder een uitnodiging zelf verder te studeren dan ze voor zoete koek aan te nemen. Dit principe hebben deze boeken gemeen met het Gnosticisme, maar nog meer met de zienswijze op het leven van de ervaringsdeskundige. Een mens is zelf verantwoordelijk voor wat hij weet en niet weet en er is niemand die hij de schuld kan geven voor zijn situatie, van erfzonde tot en met (pre)destinatie. De enige manier om uit een ongewenste situatie te komen is educatie, jezelf ontwikkelen. Het afwerpen van het juk van de heerser, van de Oude Geest, is daar welhaast vanzelf een gevolg van. Spirituele en materiële educatie, want de kennis van de materiële wereld is zeker zo belangrijk als de kennis van spirituele wereld. Zo lang men op aarde is, is de beste situatie die van het evenwicht tussen materie en spiritualiteit, zodat men de materiële wereld niet ervaart als een gevangenis, maar als een uitbundig scala aan mogelijkheden en een voorbereiding op het verdere leven na de materie. Zo zeggen niet het Gnosticisme, maar deze boeken.

 

De verdwaling

De polemiek tussen Christenen en Gnostici is een zeer oude polemiek die ondanks zijn anciënniteit vandaag nog steeds wordt gevoerd. Terwijl de beide zijden destijds al met elkaar spraken in onvergelijkbare grootheden, is heden ten dage ook een belangrijk deel van de christelijke symboliek en de gnostische symboliek in het onbekende geraakt, of is de interpretatie ervan door de eeuwen heen veranderd. Het is alsof de groeperingen met elkaar redetwisten in dode talen. Het is alsof twee partijen elkaar de juiste kennis over de aard van de maan betwisten, terwijl geen van beiden weet dat er daar al lang mensen hebben gelopen. Alsof men betwijfelt of een object zwaarder dan lucht kan vliegen, terwijl hele volksstammen zojuist een intercontinentale vlucht hebben geboekt.
Christenen en Gnostici voerden een polemiek om de juistheid van het geloof in een tijd die in geen enkel opzicht meer lijkt op de onze. Het was een tijd waarin theologie, ideologie en politiek in elkaar overliepen, een tijd waarin een religie alleen kon overleven wanneer het de staatsgodsdienst werd, waarin de staatsgodsdienst en de staatsideologie identieke grootheden waren. Het was de tijd van voor de scheiding van kerk en staat. Alle andere denkbeelden dan die gesanctioneerd door de staat konden, al of niet getolereerd, niet verder komen dan de status van sekte. Zo is het met het Jodendom verlopen, zo is het met het Christendom verlopen en zo verliep het met de Islam. Wanneer men het Hindoeïsme in zijn meest gevorderde ontwikkeling beschouwt, met Brahma als abstracte centrale godheid, dan kan worden geconcludeerd dat de latere ontwikkeling waarin Krishna de centrale godheid werd binnen de trimurti -Brahma, Krishna en Sjiva- een intellectuele terugval betekende. Een abstracte god is politiek ideologisch onwerkbaar, terwijl een concrete god als Krishna die de mens beoordeelt en aan wie de mensen hun aanhankelijke liefde kunnen betuigen voor de machthebber hanteerbaar is.
De staat bestaat primair om de economische belangen van zijn inwoners te behartigen. Dat deed de staat altijd door oorlog te voeren met andere staten die deze belangen schaadden en dat doet de staat nog steeds door handelsakkoorden te sluiten en in het kielzog daarvan allerlei culturele aspecten uit te wisselen. Religie hoort daar niet bij. Een staat kan wel zeggen dat zij handelt op basis van zuivere christelijke normen en waarden of op basis van de regels van de profeet, maar dat zijn wapenspreuken die gebezigd worden ten bate van alleen binnenlands gebruik. Men ziet dan ook steeds dat wanneer een staat de ideologische en religieuze regels wel als leidraad hanteert in het internationaal verkeer, die staat geïsoleerd raakt. Religie is altijd een intern drukmiddel om de eigen bevolking te kunnen sturen - zo is het sinds mensen heugenis geweest. Wanneer zoals steeds meer het geval is de bevolking, of een deel daarvan, niet meer ontvankelijk blijkt voor argumenten van religieuze aard, dan blijft het politiek ideologische aspect toch actueel. Zo is in de kapitalistische westerse wereld het economisch eigen gewin het meest belangrijk, terwijl voor bepaalde eigen bevolkingsgroepen de staat de christelijke grondbeginselen tot onveranderbare waarden verklaart - in kerkelijke of ontkerkelijkte vorm.

Religie is een zoethouder en de meest wankele basis om een ethisch doordacht en doorvoeld leven op te bouwen. Om een gewetensvol en zo zuiver mogelijk leven te leiden, volgt men het best daarom niet de denkbeelden van voorouders van duizenden jaren her. Niet alleen vanwege hun ouderdom als zodanig en omdat alles maar enorm modern moet zijn in onze tijd. Al lezend in de geschriften van de ouden immers komt men massa’s interessante en misschien wel inspirerende gedachten tegen. De denkbeelden van de voorouders kunnen het best niet worden gevolgd, omdat men sowieso nooit moet volgen. Laat nooit een ander bepalen wat je moet denken of doen. Maar vooral ook de verdwaling is reden genoeg om de ouden kritisch te beschouwen. De theorema’s van de ouden zijn in alle gevallen het product van eeuwen van machtspolitiek. Daarbij kan niemand er zeker van zijn of de Boeddha dit of dat wel precies zo heeft gezegd en bedoeld in wat er staat opgeschreven. Hebben zij die het hebben opgetekend zuivere bedoelingen gehad, hebben zij misschien een fragment eigen wijsheid willen inbrengen, of stonden zij onder druk van de machthebber een voor de staat gunstige interpretatie op te schrijven? In alle gevallen zijn de woorden van de wijze pas vele jaren later opgetekend en was de codificatie een vereiste van de machthebber om de religie tot een staatsaangelegenheid te maken.
De mensen van eeuwen her stelden zich dezelfde vragen als de moderne mens zich stelt. Vragen over leven en dood, vragen over de oorsprong en het waarom. Het is buitengewoon interessant om te lezen met welke antwoorden de Ouden kwamen en tegelijk kunnen die antwoorden alleen maar gedateerd zijn, omdat die werden gegeven in een wereld met een andere, soms primitievere, mentaliteit, een andere manier van denken. In die tijd werden de vragen beantwoord zoals die moesten kunnen gelden voor het collectief, de gehele geloofsgemeenschap. Zoals sinds de oude Grieken de idee van democratie een wezenlijke verandering heeft doorgemaakt en de dagelijkse praktijk ervan in geen enkel opzicht meer lijkt op de praktijk van onze geestelijke voorouders, zo zijn de antwoorden op filosofisch en religieus niveau in de moderne wereld zodanig veranderd dat men door de antwoorden van de Ouden aan te hangen slechts kan verdwalen. Men kan dubbel verdwalen door voor slechts een van de oude richtingen te kiezen in plaats van alle te bestuderen. De moderne tijd brengt andere noden naar voren. In de moderne tijd wil het individu los van het collectief een antwoord op de grote vragen hebben. Juist om deze reden lijkt het gnosticisme een veel interessanter denkwijze te bieden dan de gevestigde religies.

 

Deus ex anima

Een gnosticus heeft een persoonlijke relatie tot God. Maar hij moet als het ware het niveau van de Demiurg vermijden of ontduiken om tot die relatie te kunnen komen. De Demiurg staat immers voor alles was in het bestaan onvolmaakt en zelfs slecht is, iets waarin een mens zichzelf moet verbeteren of zelfs tegen moet vechten. In het gnosticisme wordt nauwelijks een echte verklaring gegeven voor het bestaan van de Demiurg. Bij Plato is de Demiurg een intermediair figuur. De mens kan immers de volmaaktheid van de goden met zijn zintuigen niet begrijpen. Hij kan ze niet waarlijk waarnemen. Om dit inzichtelijk te maken creëerde Plato het beeld van de grot. In die grot zit de mens, een gevangene, met zijn rug naar het licht dat de opening van de grot binnenvalt. Wat er zich in het licht buiten de grot bevindt kan hij niet rechtstreeks waarnemen, maar alleen door de silhouetten en schimmen die op de achterwand van de grot worden geprojecteerd. Het zijn niet de ware dingen die de mens waarneemt, meende Plato, maar slechts voor de mens bevattelijke projecties4). De Demiurg stelde de wereld samen die door de mens kan worden waargenomen. Hoewel onvolmaakt, streeft de Demiurg ernaar de wereld zo goed als mogelijk is te construeren. Plotinus identificeerde de Demiurg in het pantheon van de Griekse goden met Zeus (Dyeus).
Overigens komt het beeld van de grot terug binnen de kwantummechanica. In 1993 postuleerde de Nobel laureaat professor Gerard 't Hooft het holografisch principe. Dit principe zegt het omgekeerde van wat Plato beweerde. Wat de mens waarneemt in een tweedimensionaal universum is een holografische projectie van een bron die buiten onze waarneming en ons voorstellingsvermogen ligt. Daardoor kan worden verklaard waarom kwantumdeeltjes in en uit de realiteit lijken te springen. De mens neemt deeltjes waar uit een extra dimensie, die het vlak van de menselijke dimensie passeren, er in en er weer uit stuiten. De baan van een deeltje is daardoor niet te berekenen. Op kwantumniveau is zodoende niets zeker -Heisenberg-. Wij allen leven bijgevolg in een -door onbekende en niet waarneembare oorzaak- vanuit een andere dimensie gecreëerd hologram en het is de waarneming van de mens die van het geheel solide werkelijkheid maakt - bij Plato was niet de waarneming van de mens de werkelijkheid, maar was de bron de werkelijkheid.
Gnostici hebben het platonische idee van de Demiurg overgenomen in hun mystieke filosofie. De Gnostici ten tijde van Plotinus in het derde eeuwse Alexandrië waren mogelijk Sethianen5). Zeer waarschijnlijk een samengaan van Joodse en Egyptische wijsheid in een hellenistische wereld op het kruispunt van vele ideologieën en theologieën. De verwantschap die gnostici met het beginnend Christendom voelden ligt voor de hand, aangezien in het Christendom een prominentere rol is weggelegd voor de duivel, de kwade Demiurg. De Joodse Jahweh was een wrekende God, terwijl de Christelijke God als een liefhebbende God werd voorgesteld. De wrekende God was voor de Gnostici de waarlijke Demiurg, terwijl Jezus de mens kon leiden naar de ware God via transfiguratie. De christusfiguur kon dan de verbinding vormen tussen de gnosticus en de liefhebbende bron, zo de Demiurg vermijdend of ontduikend. Het is Jezus die mens er aan herinnert wie hij werkelijk is, de dolende geest die uit zijn coma moet ontwaken6). Echter, wie nu gelooft in de leerstellingen van de Ouden en de Demiurg ziet als het kwade verdwaalt en laat zich inperken door de tijdgebonden ideeën van mensen die duizenden jaren geleden zijn gestorven. Is dat individualiteit?

Wie de gnostische feilbare Demiurg verwerpt kan dat alleen doen door het kwaad te verwerpen, verwerpen dat het kwaad een aspect is van het menselijk bestaan. Wanneer men de gnostische Demiurg als kwade genius verwerpt, dan verwerpt men nog niet de Demiurg van Plato en Plotinus. Wie de Demiurg van Plato en Plotinus verwerpt, verwerpt daarmee nog niet de idee van de Demiurg, maar alleen de idee van Plato en Plotinus. Wat deze mensen -Grieken, Gnostici en vroege Christenen- en hun ideeën verbindt is hun tijd, hun basishouding ten opzichte van wat mogelijk de oorsprong van alles en dus ook van de materiële wereld kan zijn. Oordelen als goed en kwaad -gnostici- en volmaakt en onvolmaakt -Plato en Plotinus- geven een basishouding weer die tot het verleden zou moeten horen en dat ook is voor wie de waarde van het leven -elk leven- erkent. Oordelen over de aard en waarde van het leven zonder het leven volledig te begrijpen, is als duiken in water zonder daar de diepte van te kennen - niet zo slim.
Een religieus persoon maakt voor zichzelf het helder denken vrijwel onmogelijk. Een religieus persoon levert een deel van zichzelf uit dat door een ander kan worden bestuurd. Een religieus persoon maakt zich afhankelijk op juist dat vlak dat hij het meest ferm in eigen handen zou moeten hebben. Een religieus persoon is bang God in eigen persoon te ontmoeten, niet ongelijk de atheïst die hem -mogelijkerwijs uit vrees- ontloopt. De atheïst heeft niet zoals de theïst een deel van zichzelf uitgeleverd, maar heeft dat deel geamputeerd, in de hoop wat hij overhoudt wel te kunnen begrijpen. Zowel de gelovige als de ongelovige zijn inherent behoorlijk ziek wanneer zij zich blind steken in zelfverminking. Wie de wereld wil zien, kan het best eerst zichzelf genezen.
De wrekende God die je verstikt in regels, de Messias die je al of niet in transfiguratie terugleidt tot de liefhebbende God, de Engel Gods en de Profeet die je aanzetten tot onderwerping, de Avatar van God Krishna die je reïncarnerende examens afneemt voor je wordt toegelaten tot de hoogste hemel, zij allen behoren tot een voorbije wereld, een voorbije wereld waarin werd beoordeeld en geoordeeld - de wereld van de patriarch. Voor de wereld van de patriarch was er de wereld van de matriarch. Beide werelden waren gebouwd op dominantie. De dominantie van wie dan ook borduurt voort op het gedachtepatroon van de Oude Geest, het Luciwher paradigma, het principe van hiërarchie, leiderschap en ondergeschiktheid. Het principe van de onvolmaaktheid, Demiurg of niet, leidt tot de houding van de ondergeschikte en het is de leider, de deus ex machina die ons allen daaruit zou moeten verlossen. Het archetype van de verlosser is een onecht en daarmee duivels concept - hij die ons leidt naar transfiguratie zal ons verlaten in een doodlopende weg.
Het duivels concept -niet het slechte, maar het afleidende of misleidende-, is die dimensie van het Luciwher paradigma die leidt tot onderdanigheid, volgzaamheid en zelfverminking, waarvan ieder zich zelf kan genezen. Het is het zelfhelend vermogen dat de zin van het leven belichaamt, het doel van het bestaan incarneert - herken zo de deus ex anima, de God van het leven. Hoe je jezelf geneest bepaal je zelf, want niemand kan het je vertellen - laat je dus niet leiden door goeroes van welke gezindte dan ook - ook niet door dit boek. Wie voorgoed wil onverdwalen en de weg naar genezing en deprogrammering inslaat kan de wereld liefde geven.

 

Relikwieën van de dood

Het is een mooie gedachte, door kennis bevrijd worden uit de gevangenis van het lichaam om terug te keren naar de vader en te leven tot in de eeuwigheid. Helaas hebben de gnostici het nergens ooit aannemelijk gemaakt dat het materieel bestaan een gevangenis is, of als zodanig moet worden beschouwd. Terwijl het leven soms kan aanvoelen als een gevangenis, hangt dit meestal samen met de eigen situatie - materieel of intellectueel. Hoewel materiële rijkdom het gevoel van opsluiting verlicht maar uiteindelijk niet kan voorkomen, geeft het scholen en opleiden van jezelf een bevrijdend gevoel uit de gevangenis die mensen neigen te creëren - de gevangenis, dat zijn de anderen. Nergens levert een gnosticus het bewijs dat de Demiurg het falende en daardoor het kwade is, noch is er zelfs maar een aanwijzing daarvoor te vinden in de gnostische liturgische filosofie - beweringen. Evenmin wordt ergens plausibel gemaakt dat inderdaad sommigen de gnosis zullen ervaren of bezitten en anderen, zoals de meerderheid van de discipelen van Jezus, het inzicht en de kennis zullen ontberen en met het afsterven van het lichaam ook de geestelijke dood zullen sterven. Als in elke religie en filosofie is het principe van het verschil, vaak zelfs de dichotomie, en de hiërarchie het leerstellig uitgangspunt binnen het denkraam van de Ouden. Wees op je hoede voor hen die verschil maken! Wanneer er sprake is van zij die gered zullen worden en zij die zullen worden verstoten, in welke vorm dan ook, dan weet je zeker dat je van doen hebt met de imaginaire relikwieën van de dood, de vermeende veroordeling door de Oude Geest, het Luciwher paradigma dat je van je innerlijke weg weghoudt. Dit mag men personifiëren als een vooropgezette actie van Luciwher de gehoornde Satan, maar dichterbij de waarheid is het om Luciwher de Satan, die niet het kwade is, te zien als het oerprincipe van en de ruimste naam voor de mens. Op die manier is het niet de buitenstaander met de slechte bedoelingen, of de voorouder die vruchten van de verboden boom at, die men de schuld kan geven van het lijden, maar is het de materieel verknochte mens zelf die de innerlijke zoektocht naar de oorsprong verhindert. Logischerwijs zal een mens zich eerst van deze verknochtheid dienen te bevrijden, zich eerst moeten zien los te maken, soms langzaam zien los te weken, van het Luciwher paradigma. De mens is niet slecht, dat is een achterhaald begrip in de liturgie van de Ouden waardoor men in het heden kan verdwalen. De mens is niet slecht, maar ziek, soms doodziek. Hetgeen geen straf is, maar de conditie waaronder in deze wereld geleerd wordt. De ziekte ontstaat door het genetisch patroon dat de mens heeft meegekregen, maar vaker door de afgrijselijke zaken die een mens meemaakt in het leven - zo raken mensen beschadigd en ziek. Een mens zal zichzelf moeten genezen, soms voordat de reis in het innerlijk kan worden begonnen, soms juist door de reis in het innerlijk te beginnen - elk mens kan die volgorde het best zichzelf voorschrijven.
De meest gunstige interpretatie van het gnosticisme zoals de Ouden het begrepen is dat zij een poging hebben gedaan de collectieve belevenis van de religie en de onderworpenheid aan een bepalende God om te vormen tot een meer persoonlijk gerichte filosofische leidraad in de zoektocht naar het onbepaalde en onnoembare, de reden van het bestaan. Het gnosticisme in de oude tijd is door toedoen van de kerk van Rome nooit breder geaccepteerd geraakt dan op het niveau en in de omvang van een sekte. Door het Gnosticisme zoals de Modernen het hebben beleefd, genoten de genoten van het genootschap exclusiviteit, konden zij zich vergenoegen in het select sektarisme en een excentrisch positie tegenover de gelovige massa. Meer te zijn dan een oude christelijke sekte werd gepoogd het moderne gnosticisme te koppelen aan het Boeddhisme en aan andere oriëntaalse invloeden, hetgeen tegelijk de ingebeelde eminentie van hun status moest verhogen. Overigens moet niet over het hoofd worden gezien dat het moderne gnosticisme in dezelfde tijd opkwam dat Schopenhauer belangstelling voor het Boeddhisme kreeg, Nietzsche de God van het Christendom dood verklaarde en Darwin de oorsprong van de mens uiteenzette zonder dat daar hoe dan ook nog een God voor nodig was. Zoals verderop beschreven zal worden hebben de negentiende en de twintigste eeuw de eeuwenoude God verworpen, maar niet zonder daar een andere Opperheer voor in de plaats te nemen - de afstandelijke geleerde: ratio, soevereiniteit en individualisme, alleen meten is weten. Zoals zal worden betoogd heeft men op deze wijze oude wijn in nieuwe zakken gedaan, want het primaat van de Oude Geest, het Luciwher paradigma, werd daarmee niet vermeden.
Het is natuurlijk een mooie frase te stellen dat men alleen zelf in het innerlijk op zoek kan gaan naar de oorsprong en wanneer men daadwerkelijk op zoek gaat men die oorsprong ook zal vinden. Men zal die oorsprong echter nooit vinden op basis van in de mensenwereld verwoorde filosofieën, Gnostisch, Boeddhistisch of welke dan ook. Alleen wanneer men zich van het vergankelijke vrijmaakt -niet losmaakt- vindt men de ene waarheid, of dan toch het persoonlijk aandeel in de ene waarheid, en kan men daarna in liefde warmte en schoonheid aan de wereld geven. Zo vindt men het evenwicht en kan men zich zelf genezen verklaren. Er is geen geheime kennis of verborgen gnosis, anders dan de kennis die nog niet is gevonden - zelfkennis. Wie daarnaar op zoek gaat zal altijd vinden. Degene die nog niet heeft gevonden onwetend noemen, de gnostische hebbelijkheid, maakt duidelijk zelf nog niet klaar te zijn met de zoektocht. Er is geen kennis die voor de een is voorbestemd en aan de ander wordt onthouden. Er zijn geen relikwieën van de dood, want iedereen kan de naam van de AllerEerste vinden - en de AllerEerste heeft de naam van eenieder al lang uitgesproken, anders zou je niet in leven zijn.

Schrijf een commentaar

verder "

 


 

Noten bij "Gnosticisme"

 
Noot 1
Om het pad van transfiguratie te kunnen gaan, dient u macht te bezitten. Daarom sprak Jezus: “Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.” Als u deze macht mist, moet alle pogen tevergeefs zijn. Het is zelfs zo dat iemand die deze macht bezit, niet anders dan tot transfiguristische resultaten kan komen. De bijbel noemt deze macht: het bezit van de Heilige Geest. Gnostische uitleg van Johannes 10:8. terug naar de tekst

 
Noot 2
Een demiurg -Oudgrieks: δημιουργός, dèmiourgós- is letterlijk een ambachtsman, een bouwer. In Plato`s Timaeus vormt een demiurg vanuit ongeordende materie -of bewegende chaos- de wereld naar het beeld van de Ideeën. In gnostische en enkele andere filosofieën is de Demiurg eveneens de schepper van het universum, bovennatuurlijk en daarbij de schepper van het kwaad, maar tevens ondergeschikt aan het Opperwezen. De naam Yaldabaoth als de naam van de Demiurg komt naar voren als benaming voor de “valse godheid” die ontstond toen Sofia, de vrouwe van wijsheid, zich manifesteerde zonder haar wederhelft Christus.
Zie voor de voorchristelijke en voorjoodse geschiedenis van vrouwe Sofia -ook vrouwe Hokma genaamd- en haar huwelijk met de godheid van de noordelijke stammen El -de god die later fuseerde met de oorlogsgod van de zuidelijke stammen Jahweh en de Bijbelse God werd- het hoofdstuk De denkbare God in Zonen van Sem 4, de evolutie van een creatie, elders in dit boek. terug naar de tekst

 
Noot 4
De integrale Engelstalige versie van “Timaeus” is te downloaden op http://classics.mit.edu/Plato/timaeus.html. Plato schreef dit boek in 360 bce en lichtte daarin zijn ideeën toe. terug naar de tekst

 
Noot 5
Sethianen worden zo genoemd vanwege hun verering van de Bijbelse Seth, de derde zoon van Adam en Eva, die is weergegeven in hun mythen van de schepping als een goddelijke incarnatie. Deze Sethianen beschouwden zich als de afstammelingen van Seth. Deze Gnostici worden gezien als een Hellenistische filosofische ketterij van Joodse en Heidense oorsprong. terug naar de tekst

Sethiaanse teksten binnen de Nag Hammadi bibliotheek:
● De Apocalyps van Adam - een niet-christelijke tekst, maar overgeleverd in een christelijke redactie.
Christelijke georiënteerde teksten uit de Nag Hammadi bibliotheek:
● Het Apocryphon van John
● De gedachte van Norea
● De trimorphe Protennoia
● Het Koptische Evangelie van de Egyptenaren
● Het evangelie van Judas
Later teksten, waarschijnlijk met een platonische invloed:
● Zostrianos
● Drie Steles van Seth
● Marsanes
● Allogenes

 
Noot 6
Deze gnostische thematiek heeft in een modern jasje zijn plaats veroverd in de populaire cultuur in een film als “The Matrix” die eind 20e eeuw voor het eerst verscheen. Ook Boeddhistische motieven lijken in deze film een plaats te hebben gekregen. Zie verder: http://www.unomaha.edu/jrf/gnostic.htm. In nog meer films wordt deze thematiek vermoed:
Blade Runner en Prometheus van Ridley Scott, Stigmata van Rupert Wainwright, The Truman Show van Peter Weir, The Forgotten van Joseph Ruben en Vanilla Sky van Cameron Crowe. Zie verder: http://www.imdb.com/list/_NVQ_9abh6Q/.
In de populaire literatuur bevat Blood Meridian door de Amerikaanse auteur Cormac McCarthy diverse gnostische elementen en is de Manga serie "Eden: Het is een eindeloze wereld" grotendeels gebaseerd op de gnostische mythologie. terug naar de tekst

   

De Sleutel, Boek 5 - Het Boek der Gedachten, Filosofie, Gnosticisme

Inhoudsopgave
De Sleutel-site compleet
Index & referenties
(verzorgd door Google)
Bibliotheek Manas Na'ala
Post je opmerkingen

Download het hele boek
Wie is Manas Na'ala?
Back cover & sleeve text
Inleiding op Het Lucifer Paradigma

Copyright © Manas Na'ala - Alle rechten voorbehouden - All rights reserved.
Lees het "publishing statement" hieronder.